Bodemvruchtbaarheid en gewasrotatie 

Al onze telers telen verschillende gewassen. Dit gebeurt om de bodem in conditie te houden. Ziektes worden tegengegaan en de gewassen kunnen van elkaar profiteren. Je kunt bijvoorbeeld maar één keer in de vier jaar aardappelen of suikerbieten telen. Dit zijn gewassen waarvoor de grond intensief bewerkt moet worden; hierna heeft de bodem een jaar rust nodig. In die tussentijd telen onze telers ‘rustgewassen’ zoals graan, bonen en grassen. Deze gewassen zorgen ervoor dat de bodem kan herstellen en dat er weer wat voedingsstoffen teruggegeven worden aan de grond.

Bodemvruchtbaarheid en bemesting 

Naast gewasrotatie is organische bemesting een belangrijke factor om de bodem in goede conditie te houden. Gewassen nemen voedingsstoffen uit de bodem op en deze moeten weer aangevuld worden. Dit kan met kunstmest, maar dit voedt de bodem niet voor de lange termijn. Organische bemesting wél. Daarmee geven telers voedingsstoffen die ze uit de bodem genomen hebben op een duurzame manier weer terug. Denk aan compost of dierlijke mest.

Bodemvruchtbaarheid en groenbemesters 

Als laatste is het telen van een groenbemester in het najaar een duurzame manier om de bodemvruchtbaarheid te verbeteren. Een groenbemester is een gewas dat niet geoogst wordt, maar alleen groeit om met de wortels de bodem weer los te maken en zo de bodemvruchtbaarheid te verbeteren. Het gewas dat er groeit wordt later vaak gehakseld en weer ondergeploegd, zodat de plantenresten de bodem voeden. Hier kunnen wormen en andere diertjes van leven en zo houd je de bodem in conditie.